Op 15 mei bestond het Bangladesh Akkoord precies acht jaar. De overeenkomst, die kort na de instorting van het Rana Plaza tot stand kwam, zorgde voor veiligere fabrieken voor meer dan twee miljoen kledingarbeiders in ongeveer 1600 fabrieken. Toch is er geen reden tot feest. Op 31 mei loopt het Akkoord af en de onderhandelingen voor een opvolger lopen moeilijk.
Vakbonden en ngo's dringen er bij de 200 merken en ketens die het huidige akkoord hebben ondertekend op aan om een nieuw wettelijk bindend akkoord te ondertekenen. Maar de modemerken en -ketens lijken weinig zin te hebben om zich opnieuw te engageren.
Ze hebben de tijdsgeest nochtans niet mee: de EU en steeds meer landen werken aan ketenzorgwetten die bedrijven verplichten maatregelen te nemen om onder andere veilige fabrieken te garanderen. Een nieuw Akkoord zou alvast de zorgplicht op het vlak van fabrieksveiligheid dekken. En net nu lijken de internationale merken er geen graten in te zien om een wereldwijd geprezen instrument te laten aflopen zonder opvolger.
Voor de vakbonden en ngo's moet de opvolger ook uitbreidingen naar andere productielanden mogelijk maken. Onveilige kledingfabrieken zijn ook in Pakistan een groot probleem en recente incidenten in Egypte en Marokko tonen aan dat ook daar maatregelen nodig zijn.
Ook in Bangladesh is het werk trouwens nog niet afgelopen. Uit een recent rapport van de ondertekenaars van het Accord blijkt dat leveranciers van grote merken, zoals H&M, C&A en Bestseller, nog steeds niet alle nodige renovaties hebben uitgevoerd. Bij controle door de onafhankelijke experten van het Akkoord blijkt overigens dat 1 op 4 van de renovaties die als voltooid worden opgegeven, niet aan de normen voldoet. Dat toont opnieuw het belang van een onafhankelijk mechanisme als het Akkoord aan.
In plaats van een nieuwe bindende overeenkomst te ondertekenen, geven veel merken aan dat ze alleen willen vertrouwen op de RSC, het orgaan dat de activiteiten van het akkoord in de praktijk heeft overgenomen, maar dat de merken niet ter verantwoording kan roepen. Zonder de ruggensteun van een juridisch bindende en afdwingbare overeenkomst is de RSC niet beter dan het soort vrijwillige programma's dat er niet in is geslaagd de ineenstorting van Rana Plaza en de dood van honderden kledingarbeiders bij tientallen andere incidenten te voorkomen. Dat is precies de reden waarom de merk- en vakbondsondertekenaars van het Akkoord in januari 2020 overeenkwamen om een nieuwe wereldwijde overeenkomst op te stellen om het werk van het RSC te verankeren in wettelijke afdwingbaarheid voor merken. De merken komen nu terug op die afspraak.
De vakbonden, die nu een derde van de zetels in de RSC in handen hebben, hebben aangekondigd dat zij zich op 1 juni zullen terugtrekken als er geen bindende overeenkomst wordt bereikt. Dat zou betekenen dat het RSC dan niet meer dan een oefening in zelfcontrole van merken en fabrieken is, zonder inspraak van werknemers, onafhankelijk toezicht of verantwoordingsplicht. Je kan je afvragen waarom, in het licht van de verplichte ketenzorgwetgeving die er op EU-niveau en in een aantal Europese landen aan komt, merken een programma dat een belangrijk risico afdekt, zouden willen laten vallen.
Laat de merken weten dat ze een nieuw akkoord moeten ondertekenen via https://ranaplazaneveragain.org/#act
Hier vind je ons persbericht van 25 mei 2021.
Foto: Kristof Vadino